Quantcast
Channel: Begraafplaatsen - Stichting Dodenakkers.nl
Viewing all 155 articles
Browse latest View live

Recensie 'Een tuin voor iedereen'

$
0
0

 

St. Barbara Amsterdam - Een tuin van iedereenRegelmatig wandel ik met mijn vriendin, hond en kleinkind in het Westerpark. Het park laat zien dat met wat lef (en geld) een negentiende-eeuws industrieterrein veranderd kan worden in een natuur- en cultuurpark voor jong en oud. Het Gemeentelijk Energie Bedrijf heeft vanaf 1992 succesvol plaats gemaakt voor creatieve en speelse energie in het park. Waar het overigens ook goed rusten is.

Eeuwige rust is er op begraafplaats Sint Barbara aan de rand van het Westerpark. Eind 19e eeuw breidde de stad zich uit. Zo was ook de "dodenakker de Liefde" aan het lange Bleekerpad, veel te klein geworden. Er werd een boerderij opgekocht aan de rand van de stad. Daar aan de Spaarndammerdijk is met duizenden kubieke meters zand uit de duinen bij Castricum in 1893 begraafplaats Sint Barbara ontstaan. Halverwege de jaren zestig werd de gasproductie van de Westergasfabriek definitief gestaakt maar Sint Barbara is er nog steeds en past uitstekend in dit schoon en spannend stuk groen in Amsterdam West.

Het is een prachtige rustplek in Amsterdam waar we tijdens onze wandeling altijd met goed gevoel maar ook nieuwsgierig en met vragen langs lopen. Ik kan iedereen aanraden te stoppen en het boekje ‘Een tuin voor iedereen. Begraafplaats St. Barbara, Amsterdam’ te kopen.

Je krijgt tijdens het lezen op veel vragen antwoord. Maar je leest ook boeiende herinneringen en verhalen van Johan Degenkamp die prettig zijn opgeschreven door de auteur, Jolanda Keesom.

De familie Degenkamp is al drie generaties lang werkzaam op de begraafplaats. Johan Degenkamp, inmiddels 70 en met pensioen; zijn dochter heeft het overgenomen, vertelt over zijn familie en St.Barbara: “Mijn vader werd in 1936 aangenomen. Dit zou het begin van een tijdperk worden.”

Meer dan vijftig jaar werken op een begraafplaats in Amsterdam vertaalt zich natuurlijk ook in een wandeling langs de geschiedenis. Zo staat er een emotioneel verhaal in over de Tweede Wereldoorlog, komt de negentiende-eeuwse literatuur aan bod met schrijver Alberdingk Thijm en is er een mooie herinnering aan de dichter Simon Vinkenoog. Johan vertelt enthousiast over zijn politieke favoriet, de commentator mr. G.B.J. Hiltermann die ook op deze Amsterdamse dodenakker ligt.

Kortom een mooi en prettig leesbaar boekje met sfeervolle foto’s van Huub Prickaerts. Het zijn 60 pagina’s in klein formaat, gedrukt op mooi papier met vooral detailfoto’s. Voor het voelen en het zien van meer details/overzicht (en kopen van boekje) ‘moet’ je naar Sint Barbara in Amsterdam. Maar zoals de titel al zegt:

Een tuin voor iedereen.

Begraafplaats St. Barbara, Amsterdam (2013)
Tekst: Jolanda Keesom / Foto’s : Huub Prickaerts


Het boekje is verkrijgbaar op kantoor van de begraafplaats, de kosten zijn € 10,00. Het boekje kan ook besteld worden via info@stbarbara-amsterdam.nl.

 


Recensie 'Rusthof - Meer dan zerken en urnen'

$
0
0

 

Rusthof - Meer dan zerken en urnenIn de inleiding staat dat Rusthof ongetwijfeld behoort tot de fraaiste begraafplaatsen van Nederland. Aan het eind van het boek zegt Leon Bok in een gesprek dat het moeilijk is een ranglijst, ‘de mooiste van Nederland’, te maken, ‘maar Rusthof zou hoog scoren. Ik kan een ieder aanraden om een wandeling te gaan maken over Rusthof en zelf de schoonheid en rust te ervaren.’

Maar dit boek gaat juist niet over het ‘uiterlijk’ van de begraafplaats maar over het ‘innerlijk’. Over wat je niet ziet! Je krijgt ruimschoots antwoorden op vragen zoals: ‘wie zorgt dat alles goed gaat en wat drijft hen?’ Als u gaat wandelen of als u als nabestaande op Rusthof komt, dan voegt deze informatie in beide gevallen iets toe.

Journalist Robin Bruinsma en fotograaf Gerda Kalmann mochten hiervoor anderhalf jaar achter de schermen kijken.

Rusthof is een mooi gelegen bosbegraafplaats uit 1931. Uiteraard liggen hier veel mensen uit Amersfoort maar door zijn centrale ligging in het hart van Nederland, liggen hier ook mensen uit verre omstreken. Rusthof is een rijksmonument, met oorlogsgraven en een Russische Ereveld. In 2002 werd het crematorium gebouwd.

Het boek is een bijzonder document geworden, omdat de auteur er uitstekend in geslaagd is om op een prettige en informatieve manier antwoorden te geven op ‘wie, wat en hoe’ op Rusthof. Het is ook een gevarieerd boek geworden omdat een begraafplaats een bedrijf is waar geen dag hetzelfde is. Je leest nieuwsgierig over het werk van de ovenist, de grafdelver, de drager, de steenhouwer etc. maar gelukkig ook met ontroering over nabestaanden en andere bezoekers. Als een jongensboek las ik het hoofdstuk Rusthof als vogelreservaat. Het is prachtig om even op stap te mogen gaan met Jan Drapers die al ruim veertig jaar voor de vogels zorgt en het is spannend te zien en te lezen over een valkenier die de strijd aangaat met de konijnen overlast.

Het is dus vooral een boek dat kijkt achter de schermen, maar gelukkig wordt af en toe nog iets geschreven over de geschiedenis en bijzondere zaken op de begraafplaats. Zoals over de beroemdste dode op Rusthof, de grote Nederlandse dichter uit de twintigste eeuw, Gerrit Achterberg.

Er is slechts kort iets over de oorlogsgraven te vinden maar daarover is al veel te vinden in diverse andere publicaties. Wel hebben de samenstellers tot mijn grote plezier er voor gekozen om de journalist Remco Reiding te interviewen. Zijn boek 'Kind van het Ereveld' gaat (onder andere) over zijn jarenlange zoektocht naar nabestaanden van de Sovjetsoldaten die hier ook liggen. Dit 'Russisch Ereveld' is er sinds 1948 en lange tijd was er nauwelijks iets over bekend. Door Remco’s initiatief en onderzoek zijn veel onjuiste en/of onvolledige inscripties op grafstenen van het Ereveld hersteld. Hij heeft uiteindelijk zelfs nabestaanden in de Sovjet Unie gevonden en de mogelijkheid gegeven dat die hun dierbaren konden bezoeken. Hulde!

Buiten deze graven liggen er enkele graven uit de Eerste Wereldoorlog: twaalf Italiaanse en twee Portugese graven, het zijn slachtoffers van de beruchte Spaanse Griep aan het eind van die oorlog. Op de begraafplaats Soesterkwartier (valt ook onder de directie van Rusthof) liggen zeven Britse soldaten uit WO1. Bijzonder in dit jaar waarin het honderd jaar geleden is dat die Eerste Wereldoorlog begon en Nederland als een van de weinige landen neutraal was. Van deze begraafplaats Soesterkwartier, waar geen nieuwe graven meer bijkomen, staat de mooiste foto in het boek. Romantisch, omdat het verval niet gestopt wordt en de natuur zijn gang mag gaan. Niet vreemd om in het boek te lezen dat deze oude dodenakker decor is geweest in enkele speelfilms.

Het is een mooi uitgegeven boek, met een harde kaft. Helaas zijn de meeste foto’s te donker afgedrukt en zijn de woorden ‘kleurrijker’ dan de plaatjes. Zo is het opmerkelijk dat één van de weinige vrolijke foto’s van een gezin is dat altijd taart eet op de jaardagen van hun twee overleden kinderen.

De laatste woorden in het boek: “Ik wil alles weten en alles zien, ik houd niet van verrassingen”, zijn opgetekend uit de mond van de huidige directeur Wilco Plaggenborg. Die verrassingen zijn er wel voor de lezer, die toch (bijna) alles te zien krijgt over de binnenkant van Rusthof. Het is een informatief en opgewekt boek geworden over een plek waar vooral afscheid wordt genomen.

Rusthof meer dan zerken en urnen door Robin Bruinsma en Gerda Kalmann, telt 160 pagina´s, kost 17,50 euro en is verkrijgbaar in de boekhandel.

Eindhoven - St. Catharinakerkhof

$
0
0

 

Marcus van Eindhoven

Schedel van Marcus (foto geplaatst met toestemming Nico Arts)Bij een proefopgraving op het plein voor de Catharinakerk in Eindhoven deed het team van stadsarcheoloog Nico Arts in 2002 een spectaculaire vondst. Het team vond het skelet van een jongetje van circa tien jaar dat rond 1300 in de oude Catharinakerk moest zijn begraven. De jongen werd Marcus genoemd, naar de afbeelding van Sint Marcus op een muntje dat bij hem werd gevonden. Het zeldzame muntje, een Venetiaanse grosso, dat door kruisvaarders werd meegebracht als souvenir en het feit dat het kindergraf pal voor het hoofdaltaar lag, geven aan dat het een kind van voorname ouders betrof. De gemeente heeft een reconstructie van de schedel laten maken en zo heeft Marcus weer een gezicht gekregen. Reconstructie van de schedel van Marcus (foto geplaatst met toestemming Nico Arts)Bij de werkelijke opgravingen in 2005-2006 werden de overblijfselen van meer dan 1050 individuen uit ongeveer 1200-1850 geborgen. Ze bevonden zich binnen en buiten de fundamenten van het koorgedeelte van de middeleeuwse Catharinakerk. De kerk en het kerkhof waren eeuwenlang de begraafplaats van de stad Eindhoven.

Chabot, natuurlijk!

$
0
0

 

In het kader van het project Chabot, natuurlijk! biedt het Chabot Museum in het voorjaar een gratis excursie/workshopprogramma aan op de Algemene Begraafplaats Crooswijk. Vertrekpunt van het project is het grafmonument Moeder en Kind van Henk Chabot.

Bannink, Harry

$
0
0

 

* Enschede 10 april 1929 - † Zeist, 19 oktober 1999

 

Graf Harry BanninkWanneer men de Zeister Algemene Begraafplaats aan de Woudenbergseweg via de oude monumentale ingang betreedt, ziet men een prachtige zichtas voor zich. Als men deze dan oploopt vindt men aan de rechterkant een heel opvallend grafmonument. Het valt op door kleur, vorm en materiaal. Het is het graf van de componist Harry Bannink.

Harry Bannink werd in Enschede geboren op 10 april 1929. Zijn ouders waren Gerhard Derk Bannink en Elisabeth Kubinski. Na de lagere school ging hij naar de mulo, maar hij heeft die schoolopleiding door de oorlogsomstandigheden niet afgemaakt.

Na de bevrijding trad hij eerst op met een zanggroep en daarna speelde hij in een dansorkestje. In 1946 behaalde hij aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag het staatsdiploma piano. Tot 1956 was hij werkzaam als muziekleraar. In dat laatste jaar kwam hij door een cabaretcursus bij de KRO-radio. In 1960 werd hij repetitor bij de musical My fair lady (1960-1962). Zo kwam Bannink in de theaterwereld terecht. In het cabaretprogramma Een avond met Wim Sonneveld (1964-1965) had Bannink de muzikale leiding. Met Annie M.G. Schmidt schreef hij meerdere musicals. Zijn eerste musical was Heerlijk duurt het langst (1965). Het bekende liedje Op een mooie Pinksterdag is uit deze musical. Voor de tv-programma’s Sesamstraat en Het Klokhuis schreef hij veel liedjes. Hij speelde mee in de succesvolle kleuterserie De film van ome Willem. Dit is slechts een greep uit het oeuvre van een succesvolle componist, want hij zette duizenden versjes en gedichten op muziek.

Tot 1960 bleef hij in zijn geboorteplaats wonen. In dat jaar verhuisde hij naar Hilversum, waar hij op 27 september 1961 trouwde met Jenny Pomeranz. Uit hun huwelijk werd een dochter geboren. In 1963 gingen ze in Loenen (Utrecht) wonen. Daar woonden ze jaren op de woonboot ‘Sabre’. Het wonen op het water werd in 1973 verruild voor het wonen in een bosrijke omgeving. Zij vestigden zich namelijk in Bosch en Duin (gemeente Zeist). Hier overleed Harry Bannink op 19 oktober 1999 aan een hartstilstand. Op 22 oktober werd hij op de Algemene Begraafplaats, vak A, nummer 59B, begraven.

Het grafmonument op het meest exclusieve deel van de begraafplaats bestaat uit vier losse elementen. Alle verschillend van vorm en kleur. Een element dat aan het hoofdeinde staat, heeft de vorm van een vaas. Het is crèmekleurig met aan de voorzijde een donkerbruine cirkel. Hierdoor lijkt het een vruchtbaarheidssymbool, een bevrucht ei dat voor nieuw leven staat. Een tweede element is een hardstenen grijze schaal, waarin, wanneer er regenwater in staat, vogeltjes kunnen baden. Een derde element heeft de vorm van een groene paprika versierd met vijf bloemmotieven. Het is van geglazuurde gebakken klei. Het vierde element - het meest in het oog springende - is van hetzelfde materiaal gemaakt en eveneens geglazuurd. Het heeft de grootte van een kaas. Het is voornamelijk okergeel van kleur met een blauwe bloem en gedeeltelijk opengewerkt. Dit onderdeel van Banninks grafmonument ligt vooraan. Hierop staan de gegevens van de begravene: Harry Bannink | 10-04-1929 | componist | 19-10-1999. In zijn bescheidenheid noemde hij zichzelf ‘toonzetter’.

Het graf heeft geen sterke contouren. Het gaat vloeiend over in de natuurlijke begroeiing van de omgeving. Er groeit een rododendron, een azalea, een potentilla, varens, lelietjes-der-dalen en wilde bosplantjes. (2014)

 

Bronnen

  • http://httpd.chello.nl/~m-smits/jenny/persoon/bannink.htm (bezocht 10 oktober 2004)
  • Harry Bannink (Wikipedia) (bezocht 23 mei 2006)
  • Biografie Harry Bannink op Popinstituut.nl (bezocht 1 juni 2006)

 

Helmond - Begraafeiland familie Wesselman

$
0
0

 

Het begraafeiland met poort en zicht op de grafkelder'Helmond kiek noar oe eige' was eens het motto op een Open Monumentendag, waarbij het organiserend comité een speciale fietsroute had uitgezet langs verschillende karakteristieke punten in de stad Helmond. Daarbij werden onder andere het kasteel van Helmond en de begraafplaats van de familie Wesselman op een eilandje in park de Warande aangedaan. Het lag in de bedoeling van de organisatie de bezoekers een kijkje te gunnen op het begraafeiland door het openen van de poort. Helaas was het slot vastgeroest, maar door de lage waterstand konden veel bezoekers toch de oversteek naar het eiland maken. Dat is nu niet meer mogelijk. In 2002 werd het begraafeiland helemaal opgeknapt, werd de grafkelder herontdekt en werden veel tot dan toe onbekende gegevens over de begraafplaats en zijn ‘bewoners’ bekend. Maar om vandalisme tegen te gaan, werd toen ook de gracht rond het eilandje uitgediept en de dam naar het eiland verwijderd zodat men de begraafplaats alleen nog met een uitneembare brug of met een bootje kan betreden.

Bunschoten - Het oude kerkhof, plaats van herinnering

$
0
0

 

Afbeelding schilderij van de kerk met omgeving van Roelof Koelewijn (2014) naar een ansichtkaart van omstreeks 1920In heel veel plaatsen zijn oude middeleeuwse kerken vaak omgeven door een kerkhof. In veel gevallen is zo’n kerkhof al jaren niet meer in gebruik, in andere gevallen wordt er begraven tot op de huidige dag. Bij de Nederlandse Hervormde Kerk in Bunschoten is dat niet (meer) het geval. Het was in het begin van de jaren zestig dat het beter werd gevonden om het oude kerkhof te ontruimen. Ruim vijftig jaar was het al niet meer in gebruik en het begon wat te vervallen. Dan kun je het opknappen of opruimen. Aan dat laatste werd de voorkeur gegeven want dan kon er een mooi parkeerterreintje worden aangelegd.

Bunschoten - Hervormde Kerk

$
0
0

 

Scharrelen door de historie - Ontmoetingen met verre familie

Het interieur van de Hervormde Kerk (foto Leon Bok)Grafzerken in kerken zijn de stille getuigen dat de kerk in oude tijden werd gebruikt als plaats om doden te begraven. Inmiddels is dat al weer bijna 200 jaar niet meer toegestaan. Alleen de zerken in oude kerken herinneren bezoekers eraan dat het ooit een gewoonte was. De namen op de zerken verwijzen naar oude families. In tijden waarin het via internet heel gemakkelijk is om onderzoek te doen naar een stamboom, komen mensen op de idee om na te gaan of er van een verre voorvader wellicht nog een grafzerk aanwezig is. En op die manier iets tastbaars te vinden van een lang geleden overleden voorouder.

In de afgelopen jaren kreeg ik een paar keer het verzoek van mensen buiten Bunschoten om eens in de Nederlands Hervormde Kerk te mogen kijken. Hun belangstelling ging vooral uit naar grafzerken van hun voorvaderen. Een verzoek dat leidde tot een bezoek en al gauw een interessante wending nam. Het bleek namelijk dat de bezoekers voor een deel dezelfde voorouders hadden en dat we dus heel in de verte familie waren. Onlangs kreeg ik opnieuw zo’n vraag en het was opnieuw verre familie. Interessant genoeg om eens na te gaan hoe dat precies zat met het begraven in kerken en waar nazaten van voorouders terecht zijn gekomen.

Begraven in de kerk

Lange tijd werden mensen na hun overlijden rond, maar vooral in de kerk begraven. Als het enigszins mogelijk was, liefst zo dicht mogelijk bij het altaar omdat de heiligheid daarvan afstraalde op de overledenen. Begrijpelijk waren dat tegelijkertijd de duurste plaatsen. Door de toename van de bevolking ontstond al in de zeventiende eeuw ruimtegebrek. Graven werden niet geruimd waardoor de kerken overvol raakten. Omdat de zerken nogal eens omhoog werden gehaald, verzakte de vloer en sloten de zerken niet meer op elkaar aan. Het gevolg was dat er in de kerken soms een doordringende stank hing. Daar er vooral rijkere mensen in de kerk werden begraven, ontstond zo het begrip ‘rijke stinkerds’.

De kerk rond 1954 (foto uit collectie Arie ter Beek)Aan het einde van de achttiende eeuw gingen er steeds meer stemmen op om het begraven in de kerk te verbieden. Dit vanwege hygiënische redenen. In Frankrijk was men op dit gebied al wat verder. Napoleon verbood het begraven in kerken in 1804. Nadat Nederland in 1810 bij het Franse keizerrijk was ingelijfd, werd ook hier het begraven in de kerk officieel verboden. Dat was maar voor kort want na het verdwijnen van de Fransen, werd er opnieuw in kerken begraven. In 1827 kondigde koning Willem I een besluit af dat na 1 januari 1829 nergens meer in kerken begraven mocht worden. Gemeenten met meer dan 1000 inwoners moesten een begraafplaats buiten de bebouwde kom aanleggen. Bunschoten was nog niet zo groot en daarom werd de ruimte achter de kerk in 1828 gereed gemaakt voor begraven. Het kerkhof werd in 1829 in gebruik genomen. Ook aan de noordkant van de kerk hebben begrafenissen plaatsgevonden. Dat kan overigens al wel voor 1829 zijn geweest. 

Tekens op de zerken

De zerken in de kerk vertellen met elkaar een interessante geschiedenis. Achter elke naam en elk teken zit een verhaal. Daar kan in dit verband niet te diepgaand op worden ingegaan. Een paar onderwerpen zijn interessant om te vermelden. De aanwezige zerken dateren van 1608 tot 1808. Opvallend is dat de zerken met deze jaartallen vrijwel naast elkaar liggen. De oudste heeft als opschrift ‘HIER LEIT BEGRAVE Het hardstenen zerkje voor E.P.G. CremerLABERT TEEWISSOO WELCKE STERF INT JAER 1608 GOEVRIJ XIII’. De jongste steen heeft als opschrift E.P. G. Cremer. GEB 19 APRIL 1781.OVERLEDEN 15 MAART 1808. Van de eerste persoon is verder niets bekend. Cremer was een predikant die op 26-jarige leeftijd een beroep aannam naar Bunschoten en een jaar later kwam te overlijden.

Tussen deze twee zerken liggen twee eeuwen. Eeuwen waarin het gewoon was om overledenen in de kerk te begraven. In de kerk werden meestal drie kleine zerken per graf gelegd. Een enkele keer, zoals bij het graf van de chirurgijn Heecq werd een grote zerk gebruikt. Over het algemeen waren de graven smal en hooguit 1.80 meter lang.

In enkele zerken zijn namen gebeiteld van de degenen die er zijn begraven. Vaak met de toevoeging van het overlijdensjaar en minder vaak met het geboortejaar. In een aantal gevallen is op de zerk alleen een soort van merkteken gegraveerd. Wie vroeger de kunst van het schrijven niet machtig was, zette een simpel teken op een officieel stuk. De opsteller van het officiële stuk tekende er bij aan dat dit merk door een bepaald persoon was geplaatst. Als het merk van een vader uit een bepaald teken bestond, dan gebruikte de zoon vaak hetzelfde teken met daarbij dan vaak een kleine toevoeging. Aan een X konden bijvoorbeeld een I of een streepje aan een van de poten van de X worden toegevoegd. Zo zijn er verschillende tekens als IXI en IIII. Soms staat er alleen een hoofdletter op de zerk zoals een H en een W. Tekens zijn er in de vorm van een ruit of een soort vork.

Eén grafsteen heeft een uitgebreide en bijzondere tekst:

HIER LEGGHEN DIE DODEN BEGRAVEN MAER DOOR DES HEEREN VERMAEN SVLLEN SY WEDER OPSTAEN EN VOOR DEN SONE GODTS TEN OORDEEL GAEN EN DIE DAN GOET OF TE QAAT HEBBEN GEDAEN ELK SAL NAER ZIJN WERCKEN LOON ONTEAEN(=ontvangen).

BY MY X JACOB RYO??

DIE DIT GRAF TOECOMT

De grote zerk voor chirurgijn Gijsbert HeeckDe al genoemde grafzerk van chirurgijn Heecq is niet alleen bijzonder door de lengte, maar ook de vermelding van drie namen. Van boven naar beneden staat er:

GYSBERT X HEECQ CHIRVRGYN

HIER RVST JANNETIEN HEECQ OVT ½ JAER STERF 16 NOVEMBER AO 1648

HIER RVST SVSANNA’S LYCK MIJN EERST GE-ECHTE TWEEDE (wederhelft) GOD GEEF HAER ’T HEMELRYCK EN ZYN GEWENSCHTE VREDE OVT 27 JAER STERF 14 AUG ANNO 1650

Daaronder staat nog een soort wapen. Gijsbert Heek was een van de eerste chirurgijns in de gemeente Bunschoten. Hij werd in 1619 in Bunschoten geboren. Na het overlijden van zijn vader, trouwde zijn moeder in Amsterdam met een chirurgijn en wellicht dat hij van hem het vak heeft geleerd. Vanaf 1622 tot zijn overlijden in 1669 heeft hij in Bunschoten deze functie uitgeoefend. 

Bijzonder

Een van de hergebruikte sarcofaagdeksels in de kerkvloerAfwijkend en bijzonder zijn de twee rode zandstenen grafzerken in de kerk. Het kan zijn dat deze oorspronkelijk deksels van een sarcofaag zijn geweest. Later werden die wel gebruikt als een altaartafel. Dat blijkt uit de wijdingskruisjes op de zerk. Deze stenen grafkisten werden met het deksel gelijk aan het maaiveld begraven.

Opvallend is dat er veel zerken liggen die dateren uit de periode rond het jaar 1621.Misschien was het een periode van welvaart en dat mensen geld hadden om een steen te laten maken. Het kan ook zijn dat er een epidemie is geweest waardoor in die tijd veel mensen zijn gestorven. Een juiste verklaring is er niet en dit wordt waarschijnlijk nooit duidelijk.

In Nederland zijn en waren er geen steengroeven waar het materiaal voor de zerken gewonnen kon worden. Dat betekende dat de stenen uit Duitsland of België kwamen. Vooral zogenaamd blauw hardsteen werd voor de zerken gebruikt. De kleur van de stenen varieert van diverse tinten grijs tot diep zwart. Daaraan is af te leiden dat het materiaal voor de zerken uit verschillende steengroeven afkomstig is.

De huidige plaats van de zerken is over het algemeen niet de plaats waar ze oorspronkelijk werden geplaatst. Bij restauraties zijn de goede zerken in het zicht gelegd en de minder goede onder de banken. Gelukkig is er nooit voor gekozen om een heel nieuwe vloer in de kerk te leggen en de zerken af te voeren. Met elkaar vormen de zerken een herinnering aan mensen die hier woonden, werkten en overleden. 

Afstammelingen

Die mensen hadden uiteraard de nodige nakomelingen. Inmiddels tot in wel veertien generaties. Dat betekent dat er heel veel nageslacht is en als die op zoek gaan naar hun voorvaderen, is het denkbaar dat er onvermoede familiebanden worden ontdekt. Weliswaar heel ver weg, maar toch met gezamenlijke voorouders. Voor zover families in Bunschoten zijn blijven wonen en in mannelijke lijn dezelfde naam dragen, is dat gemakkelijk te traceren. Maar er zijn in de loop van de eeuwen veel mensen naar andere streken verhuisd en als het via vrouwelijke lijnen verder gaat, is dat minder eenvoudig te ontdekken. Dan is het toeval als je met elkaar in contact komt. Dat toeval kwam samen in een paar ontmoetingen in de Nederlandse Hervormde Kerk. Als je zelf afstammeling bent van iemand van wie de naam op een zerk staat, valt het kwartje soms snel. Voor beide partijen een bijzondere ontmoeting om, al is het meer dan tien generaties verder, toch een gezamenlijke voorvader te hebben.

De grafsteen van de gezamenlijke voorvader Beerrent Janssoon ter Beeck uit 1620Opvallend was dat er in beide ontmoetingen lijnen liepen naar de omgeving van Muiden, Muiderberg, Watergraafsmeer, Ouder Amstel en Diemen. Daar zijn verschillende families met namen als Ter Beek, Vedder en Nagel. Waarschijnlijk voor een flink deel afstammelingen van Bunschoters die in de negentiende eeuw naar die streek verhuisden. Een van de eersten was in 1815 Aart Vedder die in dat jaar in Diemen in het huwelijk trad.

Vervolgens vertrokken verschillende afstammelingen van het echtpaar Klaas ter Beek en Merritje Nagel. Het echtpaar overleed in 1821 binnen drie dagen na elkaar aan een besmettelijke ziekte. Ze lieten negen kinderen achter waarvan de oudste 18 was en de jongste twee jaar. Op rechterlijk gezag werden het jaar daarop de eigendommen van het gezin publiek verkocht en de kinderen moesten ergens onderdak krijgen. Vier van die kinderen trouwden later in Watergraafsmeer. Zijn er misschien enkele van die weeskinderen bij Aart Vedder ondergebracht? Het was in ieder geval een beetje familie van elkaar. Van twee verschillende families Nagel trouwden leden tussen 1828 en 1830 en 1843 en 1849, in Diemen. Naar het waarom moeten we gissen. Ongetwijfeld is er een verklaring voor, maar met zekerheid is daar niets over te zeggen. Het is in ieder geval een feit dat verschillende personen die in Bunschoten waren geboren, zich in het gebied ten oosten van Amsterdam vestigden.

Inmiddels zijn die families in verschillende generaties flink uitgedijd, waardoor er vele afstammelingen zijn die bij het uitpluizen van hun stamboom in Bunschoten terecht kunnen komen.

Op papier is dat allemaal redelijk gemakkelijk te vinden, maar veel tastbare bewijzen zijn er niet. Gelukkig zijn er dan de grafzerken in de Nederlandse Hervormde Kerk waardoor de namen van de mensen die daarin zijn gegraveerd, in de herinnering zijn gebleven. Dat was juist de bedoeling van de mensen in die tijd want door het noemen van de naam, bleven de overledenen aanwezig in de gemeenschap waartoe zij behoorden. (2014)


Persbericht - Gezicht voor Amerikaanse soldaten Margraten

$
0
0

Gezicht voor Amerikaanse soldaten Margraten

Bijna 70 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog krijgen duizenden Amerikaanse soldaten begraven op de Amerikaanse Begraafplaats in het Limburgse Margraten een gezicht.

Assen - Een wandeling langs graven van oorlogsslachtoffers op de Zuiderbegraafplaats

$
0
0

 

Langs paden van herinnering

 

Een dodenakker mag dan een oord van weemoed zijn, nooit zal hij mogen verworden tot een oord van vergetelheid. Zij, die hier hun laatste rustplaats vonden, maakten deel uit van de geschiedenis waarin wij nu staan en die zij mede vorm gaven. Wie de tijd neemt om een wandeling te maken over de slingerende paden van de Zuiderbegraafplaats zal zich niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat ook in de dood van gelijkheid van mensen geen sprake is. De verschillen in grafmonumenten maken dat wel duidelijk, om nog maar te zwijgen van de verdwenen stenen en zerken die men ruimde, verwaarloosd als ze waren. Evenmin heelt de tijd alle wonden, hoewel dat vaak wordt beweerd. Getuigen daarvan zijn met name de graven en monumenten, die herinneren aan wie omkwamen door oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Verzetsmensen, militairen en “gewone” burgers, we komen hun graven tegen verspreid over deze dodenakker of samengebracht vanuit een gedeeld verleden, zoals dat het geval is bij de officiële oorlogsgraven.

Liquidatieslachtoffers in het Groningse Westerkwartier

$
0
0

 

TiesengabosjeVerborgen langs een eikenlaan in het Tiesingabosje, een klein natuurgebied tussen Oosterwolde, Fochteloo en Haule, staat een monument dat herinnert aan de gewelddadige dood van Taeke Schuilenga. Op 4 november 1943 kwam door een kogel een einde aan zijn leven. Een dag later werd Schuilenga door een voorbijganger gevonden in een greppel. Pas na de oorlog werd duidelijk dat de dood van Schuilenga een wraakoefening was voor de mislukte liquidatie op SD-informant Pier Nobach, genaamd de ‘duivel van het Westerkwartier’, uit Doezum. Niet de oude Nobach was het slachtoffer geworden van een verzetsactie, maar zijn zoon Herman. De niet geplande dood van Herman Nobach zou leiden tot een Silbertanne-actie.

Pier Nobach was een 61-jarige boer en overtuigd NSB’er. Zijn vrouw was een Duitse en familie van de Ortskommandant in Groningen. Niet alleen was Nobach informant voor de SD, maar hij heulde openlijk met de Duitse bezetter. SS-Hauptscharführer Robert Lehnhof, SD’er op het beruchte Scholtenhuis, behoorde tot zijn kennissenkring en samen gingen ze soms jagen. Beiden troffen elkaar regelmatig en vaak ook bij Nobach thuis. Door zijn contacten meende Nobach een machtspositie te hebben en hij liet dat graag aan anderen weten, met name als hij flink aangeschoten was. Toch was hij waakzaam, hij had bewust ganzen op zijn boerderij voor eventueel onraad, en koos regelmatig een andere route. Behalve als hij met de bus naar Groningen ging en weer terug naar Doezum. Een eerste poging hem te liquideren door een gezamenlijk actie van de knokploegen van Drachten en Sneek onderweg van Groningen naar huis mislukte nadat de aanvallers werden opgehouden door een controle. Daarna werd besloten tot een actie waarbij Nobach thuis zou worden geliquideerd. De bedoeling was om hem tijdens het melken van de koeien dood te schieten, maar in de vroege ochtend van 30 oktober 1943 kwam niet de oude Nobach zijn koeien in het weiland melken, maar zijn tweede zoon Herman. De mannen van het verzet zagen dit bijtijds en hielden zich verborgen langs het land. Hermans aandacht werd echter getrokken door een paar nieuwsgierige koeien en schrok van de mannen. Op het moment dat hij alarm wilde slaan, werd hij door twee kogels getroffen en overleed ter plekke.

Silbertanne

De oude Nobach was in alle staten en er van overtuigd dan het Surhuisterveense verzet onder leiding van Taeke Schuilenga verantwoordelijk was voor de dood van zijn zoon en hij stond er op dat Schuilenga zou boeten. Taeke Schuilenga was directeur-eigenaar van de plaatselijke beschuitfabriek en een prominent burger van Surhuisterveen. Verschillende leden van de familie waren in de oorlogsjaren al in contact gekomen met de Duitse bezetter vanwege illegale activiteiten, zo ook Taeke Schuilenga zelf die in 1941 was gearresteerd maar op borgtocht werd vrijgelaten om zijn rol bij de voedselvoorziening.
Door Pier Nobach’s connectie met Lehnhof escaleerde de aanslag op Herman en werd in Den Haag door Erich Naumann, hoofd van de Sicherheitspolizei en SD, besloten tot een Silbertanne-actie. Een dergelijke actie was bedoeld als represaillemaatregel voor een aanslag op een Nederlandse collaborateur en werd uitgevoerd door een speciaal commando bestaande uit leden van de Nederlandse SS. Elk Duitsgezind slachtoffer zou gewraakt worden met drie doden. De Silbertanne-acties werden in het geheim uitgevoerd. Door Nederlanders in te zetten zouden de represailles als Nederlandse aangelegenheid beschouwd worden. Zo was de gedachte tenminste. In de praktijk waren ook Duitsers betrokken bij de Silbertanne-acties.

SchuilengaOp maandag 1 november verkenden enkele mannen vergezeld door de Nederlander Minck de situatie in Surhuisterveen en bezochten de winkel van Schuilenga. De volgende dag keerden de Duitsers Lehnhoff en Jozef Kindel met Minck terug om Schuilenga te vermoorden, maar ze werden aangehouden door de Nederlandse verkeerspolitie. Om zich niet Tiesengabosjete verraden keerden ze om en deden in de nacht van 3 november een nieuwe poging. In plaats van hem direct dood te schieten, zoals de opdracht luidde, namen de mannen Schuilenga mee naar het Scholtenhuis in Groningen. Dit tot woede van SS-Hauptsturmführer Bellmer, plaatsvervangend chef van de SD in Groningen. Volgens Lehnhoff waren ze onderweg gevolgd en zou stoppen teveel de aandacht hebben getrokken. Er werd contact gezocht met het hoofdkwartier in Den Haag, maar de opdracht bleef. Schuilenga moest dood. Omdat het alweer bijna dag werd, werd besloten dat het de volgende nacht moest gebeuren.

In de nacht van 4 november vertrokken Bellmer, Lehnhoff en Kindel met Schuilenga naar het zuiden. Op een beschutte plek in het Tiesingabosje hielden ze halt. Schuilenga moest de auto uit en Bellmer schoot hem resoluut door het hoofd. Zijn lichaam werd in de dichtstbijzijnde greppel geduwd.

Dinsdag 9 november werd Taeke Schuilenga onder grote belangstelling begraven in Surhuisterveen op de Nieuwe Algemene Begraafplaats (B-6-10).

Op de plek van de liquidatie verscheen een monument, ontworpen door steenhouwerij Klaas de Vries. Het monument is een hardstenen ronde zuil, geplaatst op een gemetseld voetstuk.

HJIR FOEL
TROCH LEFFE
MOARDNERS HÂN
FOAR
FRIJDOM, RJOCHT
EN HEITELÂN
T. SCHUILENGA
SURHÚSTERFEAN
4 NOV. 1943

Meer doden

Naast Schuilenga vielen er meer doden als represaille op de dood van Herman Nobach. In de nacht van 3 op 4 november belde een Silbertanne-commando aan bij Meinderd de Vries, directeur van de christelijke ULO in Noordhorn. De Vries deed open, maar nadat een woordenwisseling ontstond vluchtte hij via een openstaand raam het huis uit. Er werden schoten gelost, maar deze misten hun doel en het lukte De Vries om te ontsnappen.
Dezelfde nacht ging Minck met de Duitsers Knorr, Gernoth en Grimm naar Gerrit Pieter Beukema in Grootegast. Beukema was gemeenteambtenaar en lid van het verzet. Hij hield zich voornamelijk bezig met het vervalsen van persoonsbewijzen en de uitgifte daarvan.

BeukemaDe mannen belden aan en nadat Beukema zich had geïdentificeerd, namen ze hem mee in de auto, zogenaamd voor verhoor in Assen. Onderweg veinsden de mannen autopech en nadat ze allen waren uitgestapt, werd Beukema door Minck en Gernoth doodgeschoten. De volgende dag werd zijn ontzielde lichaam gevonden in de berm van de Munnekeweg nabij Oldekerk.
Maandag 8 november werd Beukema begraven op de Hervormde Begraafplaats in Grootegast (rij 7-1).

Naast het doden van drie mannen had Naumann tevens bevolen dat er 50 gijzelaars gemaakt zouden moeten worden die naar kamp Vught moesten worden gestuurd. Voor de voorbereidingen hadden de verschillende arrestatieteams enkele dagen nodig, maar in de nacht van 12 op 13 november werden in de omgeving van Doezum 38 mannen die op één of andere wijze een rol in het lokale verzet speelden van hun bed gelicht. Twee mannen kwamen daarbij om het leven, Hendrik Kalk en Cornelis Bellinga, beiden zogenaamd op de Bellingavlucht neergeschoten. Kalk was lid van het verzet en verzamelde vooral gegevens in Friesland. Ook verzorgde hij gezinnen van verzetsstrijders. Bij een poging te vluchten werd hij neergeschoten, waarna hij nog dezelfde nacht in het ziekenhuis van Groningen overleed. Kalk ligt begraven op de Nieuwe Gemeentelijke Begraafplaats in Grijpskerk, grafnr. 41.
Bellinga stond bekend als een ‘felle anti-Nazi’, verborg Joodse onderduikers en verspreidde illegale bladen als Trouw en De Vliegende Hollander. Toen hij opgepakt dreigde te worden, verstopte Bellinga zich onder het bed. Daar werd hij door Oberscharführer Jendgens doodgeschoten. Bellinga werd begraven op de Algemene Begraafplaats in Niekerk (C-10-10).
De andere mannen die bij de razzia werden opgepakt werden allen afgevoerd naar Vught waar ze ruim een jaar verbleven onder erbarmelijke omstandigheden.

De wrede wraakacties van de Duitse bezetters en hun Nederlandse handlangers bevestigden voor het verzet dat het noodzakelijk was collaborateurs uit de weg te ruimen zodat er geen doden door verraad meer zouden volgen. Een maand later zou een volgende actie van het verzet volgen in Bedum met als gevolg wederom een Silbertanne-actie. Het zou niet de laatste represaille-actie worden.

September 1944

Pier Nobach koos er na Dolle Dinsdag in september 1944 voor om te vluchten naar Duitsland. Al zijn bezittingen verhuurde hij aan Anne Haan. Haan was evenals Nobach lid van de NSB en werd om die reden niet met open armen ontvangen door de lokale gemeenschap. Enkele dagen na de koop ontving Haan een briefje, ondertekend met De Organisatie, zich niet in te laten met de zaken van Nobach. Haan meldde het briefje bij de plaatselijke agent die het doorstuurde naar de politie-commandant in Grootegast. Deze en de SD namen het dreigement hoog op en besloten tot een actie.

De Silbertanne-acties waren in september 1944 geëindigd. Directe aanleiding was het Niedermachungsbefehl door Hitler uitgevaardigd in juli van dat jaar, na een aanslag op hemzelf. Hiermee was het voor de Duitse 

Krijthe

bezetter mogelijk geworden verdachten zonder vorm van proces dood te schieten. Waar eerder de Silbertanne-acties in grote geheimzinnigheid plaatsvonden, vonden represailles nu in alle openheid en zichtbaarheid plaats.


Na aanleiding van het dreigbriefje aan Anne Haan werd een commando samengesteld, met Robert Lehnhof, Helmut Schäper en Kindel, mannen die eerder deel hadden uitgemaakt van een aantal Silbertanne-acties. Het eerste slachtoffer was Albert Krijthe in Doezum. Krijthe was lid van de LO-Grootegast en voorzag onderduikers van bonkaarten. Op 14 september om 10 uur ’s avonds trapten de Duitsers de achterdeur van zijn huis in. Terwijl Krijthe vanuit de achterkamer de gang in liep, werd hij neergeschoten in zijn knie en linkerslaap. Hij was gelijk dood.
Krijthe werd begraven op de Gemeentelijke begraafplaats van Grootegast (A-3-23).

RenkemaVervolgens reed het commando naar het huis van Berend Renkema, maar hij was niet thuis. De mannen reden door naar het huis van zijn halfbroer Lubbe. Het gezin Renkema lag al in bed en werd in hun nachtrust gestoord door gebonk tegen ramen en deuren. Renkema kwam beneden en werd wonderwel niet geraakt door de schoten door de achterdeur. Eén van de Duitsers klom vervolgens door het kapotte keukenraam en schoot Lubbe zeven kogels in de buik en benen. Hij overleed ter plekke, terwijl zijn vrouw die naast hem stond ongedeerd bleef.
Lubbe Renkema werd begraven op de Hervormde begraafplaats in Kornhorn (E-7).

PeraHet commando reed terug naar het huis van Berend Renkema en stak het in brand. Daarna reed het commando naar het huis van Jan Pera. Deze was weliswaar geen lid van het verzet, maar wel uitgesproken anti-Duits. In december 1941 was Pera wegens een huurgeschil met Pier Nobach over een perceel weiland tot twintig maanden cel veroordeeld. Na vast te hebben gezeten in het Groningse Huis van Bewaring, gevangenissen in Leeuwarden, Utrecht en Scheveningen en Duitse gevangenisinrichtingen keerde Pera begin augustus 1943 ziek terug naar huis. Vanaf dat moment werd het gezin financieel onderhouden door Lubbe Renkema.
Die septemberavond schoot Lehnhoff Pera in mond, buik en bekken. Zwaargewond werd Pera achtergelaten. Enkele dagen later, op 17 september, overleed hij in een Gronings ziekenhuis. Pera werd begraven op de Hervormde begraafplaats in Doezum (rij 11-13), niet ver van het graf van Herman Nobach.
In de volksmond werd de nacht van 14 september al snel bekend als de ‘Bloednacht van Doezum’.

NobachPier Nobach zelf overleefde de oorlog. Nadat hij nog voor de bevrijding terug was gekeerd uit Duitsland, werd hij door de Binnenlandse Strijdkrachten gearresteerd. De aanklager eiste de doodstraf, maar het vonnis werd levenslang, als verzachtende omstandigheden golden zijn leeftijd en de dood van zijn zoon Herman. Al snel kwam Pier Nobach echter weer op vrije voeten.

Robert Lehnhoff, één van de daders, ontsnapte zijn straf niet. Hij werd ter dood veroordeeld en in 1950 geëxecuteerd. Zijn anonieme graf ligt op de R.K. begraafplaats aan de Hereweg in Groningen.
Ernst Knorr hing zich op 7 juli 1945 op in de Scheveningse gevangenis.
Friedrich Bellmer werd na de oorlog ter dood veroordeeld, maar zijn straf werd omgezet in levenslang. Eind 1959 kwam hij vervroegd vrij en keerde terug naar Duitsland.
Erich Naumann, de opdrachtgever tot de Silbertanne-actie, werd in 1948 door de geallieerden in Neurenberg schuldig bevonden aan oorlogsmisdaden en ter dood veroordeeld. Op 7 juni 1951 werd hij in de gevangenis van Landsberg opgehangen.

 

Literatuur

  • Inger Schaap, Sluipmoordenaars – De Silbertanne-moorden in Nederland 1943-1944 (2010)
  • Pieter Wijbenga, Bezettingstijd in Friesland II (1995)
  • Auke Piersma, Jack Kooistra, Geraldien von Frijtag Drabbe Künel, Klaas Jansma, Gewapend verzet en bloedige wraak – Deel 2: Represailles in Friesland 1940-1945 – Gewetensvol verzet (2013)
  • Monique Brinks, Jack Kooistra, Auke Piersma, Gewapend verzet en bloedige wraak – Deel 3: Represailles in Groningen 1940-1945 – In de schaduw van het Scholtenhuis (2013)
  • Monique Brinks; Het Scholtenhuis 1940-1945 Deel 2: Daders (2013)

Internet

 

Valkenswaard - Begraafplaats bij de Achelse Kluis

$
0
0

 

Doorzicht naar begraafplaats vanuit de gedachteniskapelHet complex van de Achelse Kluis (Sint-Benedictusabdij) ligt op de landsgrens met België. Gezien de oorsprong van de Kluis als stichting buiten het grondgebied van de protestantse Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, is het logisch dat het gebouwencomplex nagenoeg geheel op het grondgebied van België ligt. Anders is dat voor de begraafplaats.

In 1686 kocht Eindhovenaar Peter van Eynatten het oude Weerderhuijs dat de gevluchte Valkenswaardse pastoor Tieleman Tielens van 1656 tot 1667 had bewoond. Hij stichtte er de Hermitage van St. Jozef in het grensgebied tussen de Generaliteit van Staats-Brabant en het Prinsbisdom Luik.

Plattegrond van de Achelse Hermitage volgens een opmeting van 1798 (bewerking W.L.P. Coolen)Onder Frans bewind (1795-1813) werd de Hermitage opgeheven en de onroerende goederen werden op 16 juni 1798 in Maastricht publiek verkocht. Koper was Jan Diederik van Tuyll van Serooskerken, de baron van Heeze. Na het overlijden van de baron op 9 juli 1843 verkochten zijn kinderen, mede door de bemiddeling van pastoor Gast uit Heeze, de vroegere gronden en opstallen van de Hermitage aan de monniken van de Abdij van Westmalle, die sinds 1838 in het oude klooster van Meerseldreef waren gevestigd. Bij nader inzien verkozen zij een andere plaats van vestiging en dat werd Achel. Zodoende werd hier in 1846 het klooster van St. Benedictus gesticht. Het duurde nog tot 1871 vooraleer Achel tot de status van zelfstandige abdij werd verheven.

Het oude binnenkerkhof van de eremieten werd weer als zodanig in gebruik genomen. In maart 1846 werden hier de eerste drie trappisten herbegraven. Zij waren aanvankelijk begraven op het kerkhof van de paters capucijnen in Meerseldreef. Het aantal begravingen nam hier nog toe met 33 overledenen.

Valkenswaard - Het oude kerkhof

$
0
0

Kerkakkers

Beeld van de huidige begraafplaatsIn verschillende Brabantse dorpen kom je de benaming 'Kerkakkers' of 'Kerkakkerstraat' tegen. Het duidt op een verschijnsel uit de Middeleeuwen, wat het beste beschreven kan worden aan de hand van wat archeologisch onderzoek op diverse plaatsen in Zuidoost Brabant heeft opgeleverd. Rond 575 na Christus ontstonden nederzettingen op een natuurlijke verhoging in het landschap. Na 700 werd het gebied gekerstend en ontstonden de eerste kerkjes en christelijke kerkhoven. Rond 1200 veranderde de economie zodanig dat men de hogere, maar geïsoleerde plaatsen verliet en zich vestigde in lagere, aan de randen van beekdalen gelegen gebieden. Men 'verhuisde' de nederzetting, kerk en kerkhof geïsoleerd achterlatend in de akkers. Meestal verviel de kerk tijdens de protestantse tijd en werd uiteindelijk in de negentiende eeuw afgebroken. Soms bleef alleen de toren over, soms verdween niet alleen de kerk, maar ook het kerkhof, soms bleven de fundamenten in de grond achter, zoals op het Oude Kerkhof in Valkenswaard. In 1832 stond op het kadastrale minuutplan het omringende akkercomplex aangeduid als De Kerkakkers en het terrein waar de kerk stond werd eeuwen geleden al aangeduid als de Rösheuvel wat duidt op de vroegere natuurlijke verhoging in het landschap. (rös = dialect voor grasplag of graszode) En het beschreven verschijnsel gold ook voor deze begraafplaats. Al in de zevende eeuw zou op deze plaats een nederzetting zijn ontstaan, waar omstreeks 1100 een begraafplaats kan zijn aangelegd en waar in de twaalfde of dertiende eeuw een kerk of kapel werd gebouwd. Al zijn er twijfels of het patroon dat op verschillende plaatsen in de Kempen archeologisch is aangetroffen ook voor Valkenswaard gold, zeker is dat kort voor 1500 hier de middeleeuwse kerk van Valkenswaard werd gebouwd, gewijd aan St. Nicolaas. Later werd de plaats verlaten, trok men onder andere naar de huidige Markt en bleef de Nicolaaskerk in de akkers achter, maar bleef men wel begraven op deze plek.

 

Vier begraafplaatsen

De kerk in 1738, getekend door J. de Beijer (Bibliotheek en Prentenkabinet Prov. Genootschap van K. en W., Den Bosch)Waar men nu spreekt van dè begraafplaats waren eens vier begraafplaatsen op deze plek, die via paden, bomen en poorten nog min of meer te herleiden zijn. Na de vrede van Münster in 1648 werd de Nicolaaskerk op de begraafplaats toegewezen aan de protestanten en werd het kerkhof als openbare begraafplaats gebruikt, waar ook katholieken werden begraven. Dat algemene karakter bleef ook toen in 1798 in de Franse tijd de kerk werd teruggegeven aan de katholieken, omdat zij met 1062 zielen in de meerderheid en de protestanten met 83 zielen in de minderheid waren. Vanwege de vervallen toestand van de kerk en omdat in 1860 aan de Markt een nieuwe Nicolaaskerk was ingewijd, werd vanaf 1860 de oude kerk afgebroken en viel in 1889 ook het laatste doek voor de toren. Door de groeiende bevolking groeide ook de behoefte aan uitbreiding van de begraafplaats. Op de begraafplaats herinnert ondermeer deze klinkerstrook aan het middeleeuwse kerkerfEen eerste uitbreiding van de begraafplaats vond in 1887 plaats aan de zuidzijde. In 1899 werd ten oosten van het kerkhof een stuk grond aangekocht en ingericht als R.K. Begraafplaats van de St. Nicolaasparochie. In 1900 kreeg ook de N.H. gemeente een eigen begraafplaats op het noordwestelijke deel van het oorspronkelijke kerkhof, terwijl het overblijvende deel algemene begraafplaats bleef. In 1920 was de bevolking van Valkenswaard zo toegenomen dat de Nicolaasparochie werd gesplitst en aan de Eindhovenseweg de parochie van de H. Antonius van Padua werd gesticht. Aangrenzend aan de begraafplaats van de Nicolaasparochie kreeg de Antoniusparochie een eigen begraafplaats. En zo waren er op dat moment vier begraafplaatsen op hetzelfde terrein. Al vrij snel voegden medio 1926 beide parochies hun begraafplaatsen samen. Na de oorlog groeiden Valkenswaard en het rijke Roomse leven door, er kwamen nog meer parochies, maar allen begroeven op wat nu het Oude Kerkhof wordt genoemd. In 1965 nam de gemeente de hele begraafplaats over, voegde nog een stukje toe, maar liet dan in 1970 ver buiten Valkenswaard een nieuwe begraafplaats aanleggen: Eikenhof aan de Sil. In 1975 werd de oude begraafplaats (informeel) gesloten; aanvankelijk vonden er alleen nog bijzettingen plaats, maar sinds 2012 kan er ook weer begraven worden.

Het aanvankelijke plan op den duur de hele begraafplaats te ruimen, is door de bemoeienissen van heemkundekring 'Weerderheem' en daarna de gemeentelijke monumentencommissie onder de enthousiaste leiding van ing. Wil Coolen omgebogen in een plan het Oude Kerkhof onderdeel te laten uitmaken van het Centrumpark met behoud van de historisch en cultureel waardevolle delen en grafmonumenten. Dat plan is inmiddels gerealiseerd en op 22 mei 2007 werd een deel van het Oude Kerkhof op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

 

Rondwandeling: van de ingang naar de Calvarieberg

Huidige ingang aan de KerkhofstraatEen wandeling over de begraafplaats begint bij de vernieuwde toegangspoort aan de Kerkhofstraat, waar in 1900 de begraafplaats van de Nicolaasparochie werd aangelegd. Bij de aanleg werd gekozen voor een structuur die min of meer lijkt op de plattegrond van een kerk: zoals het middenpad in een kerk naar het altaar leidt, zo voert hier het hoofdpad naar de Calvarieberg, waar de (begraaf)plaats van de priesters is.

Het laatste graf voor de kapel is een van de oudste graven op dit deel van de begraafplaats. Het is het graf van dr. J.H. Gijrath (1816-1900), die zich in 1843 als plattelandsdokter in Valkenswaard vestigde en uitgroeide tot een prominente persoonlijkheid, diverse malen geridderd werd en ereburger van Valkenswaard en lid van Provinciale Staten was.

De van rijkswege beschermde grafkapel van de familie Maas-LeënDichtbij de Calvarieberg staat de neogotische grafkapel van de familie Maas-Leën, in 1914 gebouwd in opdracht van Peter Willebrordus Maas, de zoon van H. Maas (1819-1883) en P.C. Leën (1821-1890), medefirmanten van 'Lijmziederij Gebr. Maas'. Gelet op de sterfdata is het echtpaar later van het openbare kerkhof overgebracht naar de grafkelder onder de kapel, waar ook haar broer en drie van hun kinderen zijn bijgezet. Het hardstenen gebouwtje heeft een met lei gedekt zadeldak. Op de spitsbogige omlijsting van de deur staat De dood is de weg tot het leven H.Ambr. en in het interieur is te lezen Aan de grens van 't aardsche leven vangt het ware leven aan. Daarom zij ons doel en streven naar dat leven op te gaan. De gerestaureerde kapel kreeg in 2001 de status van rijksmonument.

De uit 1932 daterende Calvarieberg met bovenop de natuurstenen beeldenVoor de Calvarieberg liggen de grafzerken van de pastoors Aarts († 1880) en van Sluijsveld († 1896). Ook hier gaat het om herbegravingen, want een eerste bescheiden Calvarieberg werd omstreeks 1919 opgericht en in 1932 door de huidige berg vervangen. Het ijzeren kruis met corpus is nog wel oorspronkelijk, maar de cementstenen beelden van Maria en Johannes zijn in 2009 vervangen door natuurstenen exemplaren. Het ontwerp is van architect A. Bogers uit Eindhoven. In de Calvarieberg, toegankelijk via een smeedijzeren hek, is de Begraafplaats voor Priesters, zoals ook boven de ingang staat. In grafnissen aan de zijkanten en onder het altaar, waarop een gipsen Piëta staat, liggen acht priesters begraven, voornamelijk pastoors van de Nicolaas- en Antoniusparochie. In de Tweede Wereldoorlog was de grot in de Calvarieberg de schuilplaats van een onderduiker, die een ander onderkomen moest zoeken omdat de Duitsers een onderzoek instelden op de begraafplaats, toen iemand een doos met een dode baby en een knaak onder een heg achterliet met het verzoek het kind te begraven.

 

Eerste klasse graven

Plattegrond van de begraafplaatsHoe dichter bij de Calvarieberg, hoe meer je in een geur van heiligheid kwam te liggen, maar wel tegen betaling. Hier liggen de eerste klasse graven, waaraan de hele industriële, sociale en politieke geschiedenis van Valkenswaard van einde negentiende tot en met begin twintigste-eeuw is af te lezen. Na de oprichting van de eerste sigarenfabriek van Valkenswaard in 1864 door de gebroeders van Best -we komen hen straks nog tegen- zouden er nog vele volgen. De verzamelaar van sigarenbandjes kan hier menige oprichter van bekende en minder bekende sigarenmerken terugvinden. Hendricus Kersten (1882-1954), de oprichter van de Willem II sigarenfabriek ligt er en ook Alex Wolters (1889-1954), die de Hofnarfabrieken groot maakte. Maar ook Hendrikus Jonkers (1888-1975), de oprichter van de EMA (Eerste Meierijsche Autobusdienst) ligt hier begraven evenals Jan van den Besselaar (1847-1929), die gezien wordt als de eerste schoenfabrikant. En ook de laatste valkenier, Karel Theodorus Mollen (1854-1935), heeft hier zijn graf.

 

Oorspronkelijke begraafplaats

Verder naar links ligt een nog ouder stuk geschiedenis. Het is de oorspronkelijke begraafplaats, waar zich misschien de oudste geschiedenis van Valkenswaard heeft afgespeeld en waar in elk geval al vijf eeuwen begraven is. Dit deel is nu ook een natuurmonument. Machtige beuken, knoestige acacia's, eeuwenoude esdoorns en Amerikaanse eiken filteren het licht en scheppen een serene rust. De oude graftekens die her en der verspreid staan of liggen maken er een romantisch schilderij van. In de bodem zijn de contouren van de kerk uit 1497-1500 aangegeven en daaromheen geeft een ruïneus muurtje het middeleeuwse kerkerf aan. De kerk, gebouwd in de stijl van de Kempische gotiek, was een eenbeukige kerk, het schip telde Het oude lijkenhuisje met het kunstwerk van Paul van Osch uit 2005vijf traveeën en werd aan de oostzijde afgesloten met een koor en aan de westzijde met een toren. Wat nog wel overeind staat is het lijkenhuisje, maar dat is van later datum, stamt uit circa 1890 en is in 2002 gerestaureerd. Het in 2003 opgerichte kindermonumentIn 2005 werd het ook opgenomen in het kunstwerk Tales of Endurance (verhalen die voortduren) van Paul van Osch, een serie van vijf (kerk)bankjes met op ieder bankje een regel uit het gedicht van Frans Hoppenbrouwers Berusting: De tijd is op / en legt zich neer / omarmt het lot / en voegt zich dan / naar rust en duur.

Tot 1979 lag hier een oud zerkfragment, dat uit de kerk kwam en in 1880 was opgedolven. Thans is het ingemetseld bij de ingang van de aula van de nieuwe begraafplaats. De volledige tekst, waarvan een deel mist, luidde: Hier leyt begraven Jan de Jongh secretaris van Walre Valkenswaart en Aelst en stadhouder van Kempeland. Overleeden den 31 Ianuwary 1742.

Op de rand van het voormalige middeleeuwse kerkerf, waar vroeger de doodgeboren en ongedoopte kinderen onder de heg werden begraven, werd op 13 september 2003 een monument opgericht Ter herinnering aan de kinderen die de wereld verlieten nog voordat ze erop waren.

 

Overgang van valkerij naar sigarenindustrie

De met een hekwerk omgeven zerk voor Richard HamondOp dit oudste deel staan een aantal waardevolle grafmonumenten, waaronder twee gietijzeren kruisen en drie graven omgeven door een smeedijzeren hekwerk. Eén daarvan is het oudste nog aanwezige graf op het Oude Kerkhof. Sacred to the memory of Richard Hamond Esqre (...) He departed this life on the 10th day of octobre 1845 in the 73rd year of his age after a residence of 25 years in this village... staat op de grafzerk onder het wapen van Hamond, die tot de Engelse landadel behoorde en een vermogend man was. In de tijd dat Valkenswaard zijn valkennaam nog eer aandeed en overal in Europa valkeniers werkzaam waren, bracht Jan Daems in Engeland de Falconers' Club en ook Richard Hamond de kneepjes bij van het vluchtbedrijf. Na een ruzie met zijn vader, boze tongen spraken zelfs van moord, vertrok Richard naar Valkenswaard en trok in bij Jan Daems en later bij diens kleinzoon, koopman Jan van Best, aan de Markt. Hij bracht zijn tijd door met jagen en vissen. Bij zijn dood in 1845 liet hij Jan van Best het vermogen van 24.000 gulden na. In 1864 begonnen zijn zonen Jan, Jasper en Antoon met dat kapitaal een tabaksfabriek. Hun voorbeeld kreeg zoveel navolging dat er op het hoogtepunt 61 fabriekjes in Valkenswaard waren. Zo werd Richard Hamond de sleutelfiguur, die voor Valkenswaard de overgang van de valkerij naar de sigarenindustrie symboliseert.

Een aantal van de graftombes van de familie BestDwars door de voormalige kerk ligt een rij van acht grafmonumenten. Het zijn de graven van de familie van Best. Vader Jan van Best (1805-1871) en zijn drie zonen Jan, Jasper en Antoon met hun echtgenotes en twee kleinkinderen liggen op de voormalige algemene begraafplaats. Hun tombes weerspiegelen hun welstand als sigarenfabrikanten. Jasper trok zich al snel terug uit het bedrijf en werd later burgemeester van Valkenswaard, Jan stierf jong, waarna Antoon het bedrijf alleen voortzette. Antoon veroorzaakte nog al wat commotie met zijn boek Waarom ik niet geloof; door een gewezen katholiek. Hij werd geëxcommuniceerd door de Kerk en mocht, maar wilde ook niet kerkelijk begraven worden. Zijn graf ligt net buiten de contouren van de oude kerk!

 

Antoniusparochie

Beeld van de twee dwars liggende grafmonumenten van de familie Van NunenOp de voormalige begraafplaats van de Antoniusparochie liggen twee graven dwars op alle andere graven. Op beide graven staat de familienaam van Nunen. Waarschijnlijk duidt dit op het oorspronkelijke plan de eerste klasse graven zo te situeren, maar anekdotisch wordt voor deze graven verwezen naar het regionaal bekende gezegde 'Nuenen dwèrs'. (NB. 'Nuenen dwars': Bij de bouw van de (Clemens)kerk in Nuenen kreeg men het niet voor elkaar balken naar binnen te krijgen, omdat men ze dwars hield. Tot men op een dag een vogeltje naar binnen zag vliegen met een takje recht vooruit in de bek).

Grafsteen voor 'De Generaal' bij het familiegraf Hulsbosch-van der SandenOp het Antoniuskerkhof ligt ook het familiegraf Hulsbosch-van der Sanden. In het graf ligt ook hun dochter Willy, die getrouwd was met voetbaltrainer Rinus Michels ofwel ‘De Generaal’ (1928-2005). Na crematie werd zijn as ook bijgezet in dit graf.

Na de overname door de gemeente in 1965 werd de begraafplaats nog uitgebreid met drie vakken. In de geest van die tijd werden er slechts twee typen graftekens toegestaan volgens het principe: in de dood is iedereen gelijk. Daarbij werd voorbijgegaan aan het gegeven dat een begraafplaats niet alleen voor de doden, maar misschien nog wel meer een plaats voor de (over)levenden is, die in een persoonlijk monumentje hun rouw willen uiten. (2014)

 

Praktische informatie:

adres: Oude Kerkhof, Kerkhofstraat, 5554 HA Valkenswaard

open: dagelijks 10.00 - 16.00 uur

 

Literatuur:

  • Brouwer, Rindert & Jeannette Goudsmit; Funeraire Cultuur, Regio Eindhoven, p. 50-54 (Soesterberg, 2003)
  • Coolen, W.L.P.; Het Oude Kerkhof van Valkenswaard (Valkenswaard 1999)
  • Peels,-Mollen, J.H.E.M. & F.H.H.Brom; Het oude kerkhof, in: Merckenswaert, jaargang 1993, p. 131-148
  • Besselaar, Christ van de; Een onbekende grafzerk in Valkenswaard, in: Merckenswaert, jaargang 1992, p. 110-119

 

Internet:

 

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het boekje Funeraire Cultuur, Regio Eindhoven, 2003. Het artikel is voor Dodenakkers.nl bijgewerkt en geactualiseerd.

 

Met dank aan Wil Coolen voor zijn correcties en aanvullingen.

 

Foto’s: Jeannette Goudsmit en Rindert Brouwer

Op zoek naar gesneuvelden graven en monumenten vrijwilligers 1940

$
0
0

Graven gezocht van Vrijwillige Landstorm

Militairen van de Vrijwillige Landstormkorpsen, de voorloper van het Korps Nationale Reserve, werden wegens de naderende oorlogsdreiging in 1939 gemobiliseerd. In die rol maakten zij de strijd tegen de Duitsers tijdens de meidagen van 1940 mee, waarbij meerdere het leven lieten.

Recensie 'War Graves Revisited'

$
0
0

OostraWar Graves Revisited – door Doeke J. Oostra

Dit jaar is het 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog begon (28 juli 1914). In heel Europa verschijnt er een lawine aan boeken en artikelen. Nederland bleef neutraal in die Eerste maar werd vijf jaar bezet in de Tweede Wereldoorlog. De belangstelling voor WO2 is in Nederland nog altijd enorm, maar tot nu toe was de interesse voor WO1 een stuk minder. Toch verschijnen er bijzondere publicaties over WO1 en zijn er zelfs tentoonstellingen. Het boek ‘War Graves Revisited’ van Doeke J. Oostra is al weer twee jaar geleden verschenen en handelt over oorlogsgraven en oorlogsbegraafplaatsen van beide wereldoorlogen (1914-1918 en 1939-1945). In Nederland en in sommige streken net over de grens. Het is een bijzonder boek geworden. Bijzonder, omdat er niet of nauwelijks boeken verschijnen over de tienduizenden oorlogsgraven in Nederland maar ook door de bijna 600 pagina’s zeer gedetailleerde informatie.

In de eerste helft van de twintigste eeuw was Europa een slachthuis en zijn er meer dan twintig miljoen militairen gesneuveld. De oorlogsbegraafplaatsen, vooral over de grens, zijn vaak monumentale complexen. Na het bestuderen van War Graves Revisited weten we dat sommige oorlogsbegraafplaatsen in Nederland druk bezocht worden en iedereen kent de herdenkingsplechtigheden op 4 en 5 mei, op veel begraafplaatsen.

Veel mensen zullen in ieder geval wel eens zo’n stuk land of een aparte plek op de begraafplaats hebben gezien met rijen dezelfde grafmonumenten. Maar over die akkers met rijen monumenten weten we vaak niet meer dan dat het slachtoffers zijn van een wereldoorlog en dat het totale plaatje indrukwekkend is. Over de oorlogsbegraafplaatsen in Nederland, en op korte afstand van Nederland in België en Duitsland, staat in dit boek (bijna) alles. Van elke oorlogsbegraafplaats of –graven, wordt de geschiedenis verteld. Oostra beschrijft in zijn boek ook af en toe individuele ‘belangrijke’ graven en hierdoor krijgen al die andere duizenden doden meer ‘gezicht’. Zelfs een handleiding ‘Exploring War Graves’ ontbreekt niet! Klinkt het misschien wat droog? Dat is het soms ook en het boek leent zich niet om van voor naar achteren te lezen. Saai is het ook weer niet. Zo vertelt het niet alleen de geschiedenis maar ook het hoe, waar en waarom. Ik zou het vooral als een reisgids en naslagwerk gebruiken. Gelukkig zit er een omvangrijke inhoudsopgave en een plaatsnamenregister in. Maar eenmaal het graf gevonden, de herinnering aan een oorlog, in het boek en ter plekke in het land, blijf je toch vaak geboeid verder lezen.

Het is een vol boek geworden met bijna net zoveel supplementen als hoofdstukken. Supplementen met statistieken, oorlogsgraven in Ierland, Denemarken, Malta, Noorwegen enz. Oostra vond het blijkbaar moeilijk om binnen de Nederlandse grens te blijven. Hoe kan het anders als je meer dan tien jaar al je vrije tijd spendeert aan oorlogsgraven? Dan stop je niet zomaar bij een grens. Ook niet wat betreft de uiteindelijke publicatie. Het boek is in eigen beheer uitgegeven en in 2012 genomineerd voor BoekGoud (prijs voor beste zelf uitgegeven boeken in Nederland). In de inleiding schrijft de auteur dat, om de kosten te drukken, geen foto’s zijn opgenomen. Dat is toch een gemis, al zijn ze wel te vinden op de website van de Documentatiegroep 1940-1945. Maar hadden er op zijn minst in het boek geen kaarten moeten worden opgenomen met daarop aangegeven waar de begraafplaatsen en graven zich bevinden?

Het voorwoord van Richard Holmes is de beste reclame die de auteur zich had kunnen wensen. Dat de (wereld)beroemde Engelse professor Militaire en Veiligheid studies dat doet, is een garantie dat het om een goed boek gaat. Dat klopt!

Het boek is engelstalig en is te bestellen bij de auteur - rauwendeel-doemormel@hetnet.nl, de kosten zijn € 20 Euro, plus 7.75 porto en verpakking.

Doeke Oostra publiceerde in 2009 bij PENN Uitgeverij 'Gesneuvelden in steen - Oorlogsgraven in Nederland en het grensgebied'.

 


Maastricht - Gemeentelijke begraafplaats Tongerseweg

$
0
0

 

Sfeerbeeld van de begraafplaats (foto Jim Evelein)Een van de mooiste begraafplaatsen van Nederland ligt in Maastricht. Wie de begraafplaats voor het eerst bezoekt, raakt overdonderd door de grote hoeveelheid geschiedenis die letterlijk op je af komt. Grafstenen met Franse teksten, overschaduwde lanen en een kapitale kapel zetten de toon. Het is er bovendien groen en op het oude gedeelte is het vooral op een mooie voorjaarsdag goed toeven. De nieuwere gedeelten van de begraafplaats herbergen ook zo hun verrassingen. Feitelijk bestaat de begraafplaats uit meerdere delen, al dan niet afgescheiden door een muur. Zo is er een joods gedeelte, een protestants en een deel dat men voorbestemde voor niet gelovigen. Inmiddels is er zelfs een Islamitisch gedeelte te vinden op de begraafplaats. De variëteit aan grafmonumenten die al deze geloven en levensbeschouwingen met zich mee brengen, is zo uiteenlopend dat het bekijken ervan alleen al de moeite waard is.

De Mathijskerk in de 18de eeuw naar O.I. inkttekening van J. de Beijer (foto Beeldbank RCE)De begraafplaats van Maastricht is bovendien een van de oudere gemeentelijke begraafplaatsen uit de negentiende eeuw, daterend uit de Franse tijd. Vòòr de Franse tijd had elke parochie en elk klooster in Maastricht een eigen kerkhof. De protestanten begroeven hun doden ten noordoosten van de Sint Matthijskerk aan de Boschstraat. Deze kerk hadden ze in 1633 toegewezen gekregen door het stadsbestuur. Ook werden twee kerkhoven ten weerszijden van de Waalse Kerk aan de Sint Pietersstraat gebruikt. Deze situatie bleef bestaan tot rond 1800.

Monument voor Hans de Boer - Leeuwarden

$
0
0

 

Het grafmonument voor Hans de Boer op de Spanjaardslaan in LeeuwardenEen ontroerend grafmonument voor een Nederlandse soldaat die omkwam tijdens de mobilisatie van 1914-1918 is te vinden in Leeuwarden. Daar ligt op de oude stadsbegraafplaats aan de Spanjaardslaan het graf van Hans de Boer. Hij werd geboren op 4 februari 1893 en in 1914 werd hij als 21-jarige jongeman gemobiliseerd.

Naar aanleiding van de zich opbouwende spanningen in Europa besloot de Nederlandse regering op 31 juli 1914, op 12.10 uur over te gaan tot de mobilisatie. Tienduizenden soldaten, velen al gekleed in het moderne veldgrijze tenue, betrokken de oude forten en inderhaast opgeworpen stellingen. Onder hen bevond zich ook Hans de Boer. Hij werd ingedeeld bij het 9de regiment Infanterie (ook wel het Friese regiment genoemd). Dit regiment was opgericht in 1903 en maakte deel uit van de IVde divisie en was in vredestijd gelegerd in Leeuwarden en Heerenveen (2e bataljon). Het regiment werd bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gelegerd in Midden-Brabant in Tilburg en omgeving.

De Boer werd om de een of andere reden ziek terwijl hij daar in het Brabantse ingekwartierd was. Waaraan hij leed of wat er is gebeurd, is niet bekend. Maar ernstig was het wel want op 29 juli 1915 overleed hij in het Elisabethgasthuis in Tilburg. Hij werd niet begraven in een anoniem graf ter plekke maar overgebracht naar Leeuwarden waar hij vandaan kwam. Dat zal een Het bericht in de Leeuwarder Courant van zijn vrienden uit de compagnie waartoe De Boer behoordewens zijn geweest van zijn familie. Die plaatsten op 31 juli een overlijdensbericht in de Leeuwarder Courant. Op 2 augustus 1915 verscheen in de Leeuwarder Courant ook een bericht van zijn vrienden van het 9de regiment. Opvallend in beide berichten is dat de censuur het vermelden van de plaatsnamen niet mogelijk maakte.

Ondanks dat De Boer al bijna honderd jaar geleden is overleden, staan de steen en het hekwerkje er nog goed bij. Nog steeds wordt het graf van deze te jong gestorven soldaat verzorgd door zijn familie. (2014)

Monument voor de slachtoffers van Hr. Ms. Frans Naerebout - Den Helder

$
0
0

 

Op de oude begraafplaats van Den Helder, daterend uit 1608, zijn heel wat slachtoffers van de zee en van oorlogen te vinden. Er liggen bekende redders, zoals Dorus Rijkers maar ook veel die niet gered konden worden. Zo ook de slachtoffers van Hr. Ms. Mijnenveger ‘Frans Naerebout’ dat op 2 mei 1918 op een mijn liep en zonk.  Van de negentien opvarenden kwamen tien mannen om. De mijn was waarschijnlijk van Britse makelij.

De Hr. Ms. Frans Naerebout bij het binnenlopen van een haven (Bron: Peter Kimenai Go2War2)De Frans Naerebout was een zogenaamd stoomloodstransportvaartuig. Het schip was in 1902 gebouwd bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen. Met een lengte van bijna 33 meter en een breedte van 6,5 meter had het een waterverplaatsing van 232 ton. Het schip was vernoemd naar de vermaarde loods en mensenredder Frans Naerebout (Veere 1748 - Goes 1818). Bij de kustwacht vaart sinds 1989 weer een ‘Frans Naerebout’.

In 1914 werd de Frans Naerebout gemobiliseerd om dienst te doen als hulpmijnenlegger-hulpmijnenvisser. De normale bemanning van elf koppen werd voor dit doel opgevoerd tot bijna twintig. Op 2 mei 1918, een zonnige dag met een matige wind uit het oost-noord-oosten, voer het schip bij het Stortemelk, het zeegat tussen Vlieland en Terschelling. Daar was op 30 maart de torpedoboot Hr. Ms. G 11 al op een mijn gevaren. Het zeegat diende dus schoongeveegd te worden. Terwijl de Frans Naerebout daar mee bezig was ging het mis. Rond twee uur in de middag liep het schip zelf op een mijn en zonk binnen twee minuten. Negen bemanningsleden, waaronder de commandant J. Gayaard, werden gered. De transportboot ‘Amsterdam’ en de mijnenveger ‘Lutine’ pikten de slachtoffers uit zee. Sommigen waren toen al dood. Een aantal bemanningsleden spoelde later aan op het strand van Vlieland.

Monument voor Belgische militairen op de Tongerseweg in Maastricht

$
0
0

Het grafmonument voor de Belgische militairen uit 1918 op de begraafplaats aan de Tongerseweg

 

De gemeentelijke begraafplaats aan de Tongerseweg in Maastricht bevat een grote hoeveelheid graven van Nederlandse en geallieerde soldaten. Veelal uit de Tweede Wereldoorlog, maar er is ook een monument voor vijf Belgen uit de Eerste Wereldoorlog. Het monument ligt in de rand van vak U, grafnummers 067 en 068.

Het hardstenen grafmonument bestaat uit een hoge achterwand met daarvoor een omranding met op de hoeken vazen. De achterwand is de blikvanger in deze. Centraal is een schrijvende vrouwfiguur opgenomen die de woorden “LUX PERPETUA LUCEAT EIS” schrijft. Dit laat zich vertalen tot “Het eeuwige licht moge hen beschijnen”.  De woorden worden geschreven op een groot kruis dat tussen naar voren stekende en onderaan breder uitlopende pijlers is gevat. De pijlers bevatten een decoratie van afhangende kransbladeren. Waar de pijlers naar voren komen, zijn gelauwerde helmen opgenomen met daarachter zwaarden. Onder het kruis is in het Frans en het Nederlands de volgende tekst opgenomen:

 

 

 

1914   IN MEMORIAM   1918

AUX                      AAN DE

SOLDATS BELGES    BELGISCHE SOLDATEN

DÉCÉDÉS              OVERLEDEN

A MAESTRICHT      TE MAASTRICHT

 

De tekstplaat op het monumentDe Belgische soldaten in kwestie waren Augustin Née, Hubert Maurissen, J. Joesofovitsch, N. Nivelle en korporaal Henri Cardinaels. Allen overleden in de zomer van 1918 aan de Spaanse griep. Al direct na het uitbreken van de oorlog vluchtten veel burgers en militairen naar het neutrale Nederland. Alleen al in de eerste week kwamen er zo’n 7.000 vluchtelingen naar de stad. Dit aantal verdubbelde in de dagen daarna. Ruim 9.000 van hen keerden in het najaar terug, behalve de militairen. De vaak gewond geraakte militairen waren bij het beleg van Luik in de knel gekomen en sommigen restte niets anders dan te vluchtten naar Nederland. Ze werden hier geïnterneerd en moesten jarenlang in kampen doorbrengen. Een deel van de geïnterneerde soldaten werd ingezet in de kolenindustrie. De hier genoemde soldaten troffen het trieste lot dat ze slachtoffer werden van de epidemische griep. (2014)

 

Literatuur

  • Leeuwen, Marius van en Alfred Staarman; Tastbare herinneringen 1914-1918. Uitgave ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van de Western Front Association Nederland, 2008
  • Minis, Servé en Jim Evelein (foto’s); Als de stemmen zwijgen spreken de stenen. Gids voor de Algemene Begraafplaats van Maastricht (1812-2012), Maastricht 2012

Recensie DVD 'Im Himmel, unter der Erde'

$
0
0

 

Titel: Im Himmel, unter der Erde

Regisseur: Britta Wauer

Uitgever: Salzberger & Co. Medien GmbH

Uitgegeven: 2011

Speelduur: 90 minuten

Verkrijgbaarheid: DVD (verkrijgbaar in Duitsland)

 

Im Himmel, unter der ErdeOmschrijving: Met ongeveer 115.600 graven is de Joodse begraafplaats Weissensee de grootste nog in bedrijf zijnde Joodse begraafplaats van Europa. Gerenoveerde mausolea en van begroeiing vrijgemaakte grafstenen worden er afgewisseld met dicht begroeide kavels waar de scheefstaande en verweerde grafstenen overwoekerd zijn met klimop en ander groen. ’s Zomers wordt de begraafplaats door het dichte bladerdek van hoge bomen in schaduw gehuld, wat een mysterieuze sfeer schept. Roofvogels en eekhoorntjes hebben er hun habitat gevonden en ’s nachts klinkt het spookachtige gegil van een vos over het terrein. Je zou niet verwachten dat de dicht begroeide begraafplaats zich in de drukke agglomeratie van Berlijn bevindt. Over deze unieke plek in de Duitse hoofdstad vertelt de Duitse documentaire “Im Himmler, unter der Erde”.

Een wildernis, zo wordt de begraafplaats in Weissensee in de documentaire genoemd. Dat was ooit wel anders, want vanaf de opening in 1880 tot de Eerste Wereldoorlog bespaarden rijke Joodse families kosten noch moeite om op de goed onderhouden begraafplaats de mooiste praalgraven te plaatsen. Vele prominente Joodse Berlijners, die sinds 1869 gelijke rechten hadden en in rap tempo succes vergaarden in de wetenschap, het zakenleven en de cultuur, vonden hier hun laatste rustplaats. Genoemd worden onder andere de handelaar Adolf Jandorf die in 1907 in Berlijn het KaDeWe opende, het tegenwoordig nog altijd bekendste warenhuis van Duitsland, en de Joodse wijnhandelaar en gastronoom Berthold Kempinski, wiens herinnering voortleeft in de door hem opgerichte internationale hotelketen.

Meer dan tweehonderd medewerkers hielden de begraafplaats in opperbeste conditie. De Grote Depressie maakte echter een einde aan de tijd van pracht en praal. Veel aandacht is er in de documentaire voor de daarop volgende naziperiode waarin de begraafplaats een speciale rol innam in de geschiedenis van de vervolging van de Berlijnse Joden. Meerdere Joden die zelfmoord verkozen boven deportatie werden er begraven, evenals de Joodse verzetsman Herbert Baum, die met zijn verzetsgroep op 18 mei 1942 een aanslag pleegde op een antisemitische en anticommunistische propaganda-expositie in Lustgarten in Berlijn. Opmerkelijk zijn ook de verhalen die in de documentaire verteld worden over de Joodse scholieren die vanaf 1942 op de begraafplaats tewerkgesteld werden en hier, veilig voor nazi-plaaggeesten, een plezierige tijd doormaakten.

In tegenstelling tot de meeste Joodse instellingen bleef de begraafplaats in Weissensee gedurende heel de Tweede Wereldoorlog geopend. Tot op het laatst werden er Joden begraven, voornamelijk onderduikers en Joden die dankzij hun huwelijk met een Arische partner uitgezonderd waren van deportatie. Joodse onderduikers vonden voor enkele nachten een schuilplek in mausolea en in lege graven. Na de bevrijding in april 1945 kwam de begraafplaats te liggen binnen de Sovjetzone, het latere Oost-Berlijn in de DDR. In de documentaire wordt getoond hoe de plek gedurende het communistische tijdperk ten prooi viel aan verwaarlozing en vandalisme.

Pas eind jaren zeventig werd het historische belang van de Joodse begraafplaats Weissensee erkend. Omstreeks de jaren tachtig werd begonnen met opruim- en renovatiewerkzaamheden, eerst uitgevoerd door leden van de communistische jeugdbeweging en na de val van de Muur door vrijwilligers, scholieren, studenten en soldaten van de Bundeswehr. Die laatsten zijn ook jaarlijks op Weissensee te vinden tijdens een herdenking bij het ereveld van 400 Joodse militairen die in Duitse krijgsdienst sneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de documentaire zien we beelden van de herdenking en ook van de renovatie van graven.

Filmmaakster Britta Wauer schetst een levendig beeld van de begraafplaats en haar geschiedenis. Zowel mensen die zich de plek herinneren van vroeger als personen die er tegenwoordig om verschillende redenen mee verbonden zijn, komen aan het woord. Zo vertelt een gepensioneerde politieman over zijn patrouilles op het terrein en vertellen vogeldeskundigen over de roofvogels die zij op de begraafplaats bestuderen. Een vrolijke noot is er van de bejaarde rabbijn William Wolff. Met gevoel van humor vertelt hij over de Joodse begrafenisrituelen en hoe die vaker niet dan wel eerbiedigt worden op Weissensee. Zo hebben de praalgraven uit het Wilhelminische tijdperk niets van doen met het Jodendom, dat juist soberheid en uniformiteit van grafstenen voorschrijft. Ook de bloemen die tegenwoordig bij veel graven te vinden zijn, horen daar niet volgens het Joodse geloof, waar bij grafbezoek het neerleggen van een van de grond geraapt steentje volstaat.

Meest aangrijpend zijn de beelden van het bezoek van een Amerikaan die voor het eerst in zijn leven op Weissensee eer komt bewijzen bij het graf van zijn grootmoeder. Huilend vertelt hij bij het graf dat haar man overleed in vernietigingskamp Auschwitz, net als haar middelste zoon. Haar oudste zoon, de vader van de Amerikaan, overleed aan het Oostfront als soldaat in het Rode Leger. Het is knap hoe de filmmaakster een intieme moment als dit op respectvolle en ongeforceerde wijze heeft afgewisseld met veel luchtigere onderwerpen, waardoor het geheel eerder een opgewekt dan deprimerend beeld geeft, wat zich ook uit in de ingetogen, maar zeker niet sobere muziek. Mooi zijn ook de filmopnamen ter plaatse die de seizoenswisselingen tonen. Besneeuwde graven, vallende bladeren en ontluikend groen maken van de begraafplaats Weissensee een sfeervolle plek te midden van de drukte van de dynamisch stad.

Na de bijna uitroeiing van de Joodse gemeenschap en decennia van verwaarlozing is de begraafplaats Weissensee tegenwoordig niet enkel een plek van herinnering aan de Holocaust, maar vormt ze een bewijs van de invloed van Joden op de Berlijnse geschiedenis en van de heropleving van de Joodse gemeenschap in de Duitse hoofdstad, die tegenwoordig weer 11.000 leden telt. Maar behalve over die Joodse gemeenschap in heden en verleden vertelt de documentaire het verhaal van een begraafplaats en de mensen die hier om verschillende redenen te vinden zijn. Of je als kijker nou geïnteresseerd bent in geschiedenis, de Holocaust, het Jodendom, funerair erfgoed of begrafenisrituelen; “Im Himmel, unter der Erde” is een prachtige documentaire die met veel eerbied en liefde voor deze bijzondere plek gemaakt is.

 

 

Viewing all 155 articles
Browse latest View live