In het laatste kwart van de 19de eeuw verscheen een nieuw object op de Nederlandse begraafplaatsen. Metalen trommels, afgedekt met een glasplaat, met daarin bloemenkransen brachten ineens een andere vorm, andere kleuren en een andere manier van rouwverwerking op begraafplaatsen. De komst van deze zinken of ijzeren 'graftrommels', zoals ze vaak worden genoemd, kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Hoewel nog lang niet alles over deze trommels of dozen bekend is, is wel duidelijk dat het een samenloop van omstandigheden was die leidde tot het verschijnen van graftrommels op begraafplaatsen. Ook is in zekere zin bekend wat leidde tot het nagenoeg compleet verdwijnen van graftrommels. Een nadere beschouwing op het fenomeen 'graftrommel' of 'kransdoos' is op zijn plaats. Vooral nu dit funeraire object weer wat meer in de aandacht staat.
Vroegste geschiedenis
Het woord 'graftrommel' komt in de Dikke van Dale niet voor, evenmin als de woorden kransdoos of grafdoos. In het Funerair Lexicon van H.L. Kok wordt wel een uitleg gegeven bij het woord grafdoos, met een verwijzing naar dat woord bij 'kransendoos'. Kok geeft aan dat een grafdoos een van zink vervaardigde ovale trommel is, van voren gedicht met glas. In de trommel waren zinken kunstbloemen bevestigd. Ook waren er volgens Kok rouwlinten, een palmtakje en een enkele keer een foto in de trommel geborgen. Na 1945 zou het gebruik verdwenen zijn en door weersomstandigheden zouden de meeste grafdozen volgens hem vernield zijn.