In 1852 verkregen Jan en Nicolaas van der Griendt uit 's-Hertogenbosch toestemming om in een afgelegen deel van de Peel 610 bunders hoogveen te vervenen en af te graven. De maatschappij die daartoe werd opgericht werd vernoemd naar Helena Panis, de vrouw van Jan van der Griendt: "Maatschappij voor de aanleg en verveening van de Peel genaamd Helena-Veen". In 1853 startte deze Maatschappij met het graven van de Helenavaart, zodat het veen per schip via de Noordervaart en de Zuid-Willemsvaart afgevoerd kon worden. Toen de vervening in noordelijke richting verschoof werd ook het kanaal verlengd tot aan de spoorlijn Deurne-Venlo die in 1866 was aangelegd. In de zuidoosthoek werd, nadat daar bijna alle veen vergraven was, een kleine nederzetting gebouwd, letterlijk in niemandsland. Op de militaire kaarten van Noord-Brabant, die rond het midden van de 19de eeuw ingemeten werden, is tussen de dorpjes Liessel en Kronenberg een enorme leegte te zien. Dat zou met de vervening snel veranderen.
De kleine nederzetting kreeg in 1857 een katholieke noodkerk aan de huidige Fruitweg (in de omgebouwde stal van een boerderij) en een naam: Helena-Veen. Er werden sloten en kanalen aangelegd maar ook zand- en grindpaden met beplanting van eikenbomen erlangs. De verkaveling gebeurde zeer systematisch wat vandaag de dag nog goed te zien is in de omgeving van Helenaveen. In 1874 was de kleine nederzetting al gegroeid tot 432 inwoners met gebouwen aan weerszijden van de Helenavaart. In 1882 werd een grotere katholieke kerk in gebruik genomen nadat het dorp in 1868 ook een protestantse kerk had gekregen.